Auteursrecht is geen ruilmiddel
Het volgende scenario klinkt je wellicht bekend in de oren: je neemt muziek op in de studio en bij gebrek aan budget gaat je producer ermee akkoord om een aandeel in je auteursrechten te nemen in plaats van cash on the table. Of nog: de gereputeerde producer bij wie je aanklopt, aanvaardt de opdracht enkel indien hij het werk als co-auteur mee mag onderschrijven. Dergelijke “cadeaus” of toegevingen zijn echter minder onschuldig dan ze lijken, en kunnen later nog zuur opbreken. Dat moge blijken uit de gevolgen die de wet geeft aan het (gezamenlijke) auteurschap.
Het (co-)auteurschap in de wet
Artikel 165, § 1 van het Wetboek Economisch Recht (“WER”), bepaalt het volgende:
“Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht om het op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk te reproduceren of te laten reproduceren.
Dat recht omvat onder meer het exclusieve recht om toestemming te geven tot het bewerken of het vertalen van het werk. (…)”
Verder stelt artikel XI.168 van datzelfde wetboek:
“Wanneer het auteursrecht onverdeeld is (…) wordt de uitoefening ervan bij overeenkomst geregeld. Bij gebreke van een overeenkomst mag geen van de auteurs het recht afzonderlijk uitoefenen, behoudens rechterlijke beslissing in geval van onenigheid.
Iedere auteur blijft echter vrij om, in zijn naam en zonder tussenkomst van de andere auteurs, wegens inbreuk op het auteursrecht een rechtsvordering in te stellen en voor zijn deel schadevergoeding te eisen.
De rechter kan te allen tijde de machtiging tot publicatie van het werk afhankelijk stellen van de maatregelen die hij nuttig acht; hij kan, op verzoek van de auteur die zich tegen de publicatie verzet, beslissen dat deze niet zal delen in de kosten en baten van de exploitatie of dat zijn naam niet op het werk zal voorkomen.”
Artikel XI.169 WER, ten slotte, bepaalt:
“Wanneer een werk door twee of meer personen samen is gemaakt, waarbij duidelijk kan worden opgemaakt welke de individuele bijdrage van ieder der auteurs is, mogen de auteurs behoudens andersluidende bepaling in het kader van dit werk met niemand anders samenwerken.
Zij hebben evenwel het recht om hun bijdrage afzonderlijk te exploiteren, voor zover deze exploitatie het gemeenschappelijke werk niet in het gedrang brengt.”
Je ziet het: de wet kent heel wat exclusieve rechten toe aan een auteur. Enkel de auteur kan toestaan dat er wijzigingen aan zijn werk worden aangebracht. Indien meerdere auteurs samen een werk hebben geschreven – of dit althans beweren – dan kan één auteur niet zomaar aan het samen geschreven werk wijzigingen aanbrengen zonder de toestemming van de andere auteur(s). Dat kan leiden tot pijnlijke situaties in het geval de auteurs niet (meer) overeenkomen. In dergelijk geval kan één van de auteurs de andere auteur blokkeren wanneer deze laatste verder met het werk aan de slag wil. Dit is des te schrijnender wanneer het werk niet écht in een co-write is ontstaan, en de persoon die dwarsligt in realiteit dus niet eens een coauteur is.
Think twice…
De hierboven geschetste situatie kan veelal worden vermeden. In het geval van een (echte) co-write is een geschreven overeenkomst een must, willen alle auteurs duidelijkheid over wat kan en niet kan. Indien je te maken hebt met een producer of sessiemuzikant die een deel van het auteursrecht opeist, denk dan goed na vooraleer daarop in te gaan! Enkel indien ze daadwerkelijk en voldoende tastbaar hebben meegeschreven aan tekst of muziek, is een mede-auteurschap gelegitimeerd.
Grijze zones
In de beoordeling of bepaalde prestaties werkelijk aan het werk (of aan de uitvoerige ervan) raken, zijn er vaak situaties die niet zwart op wit duidelijk zijn. In welke mate raakt een creatieve uitvoering aan het wezen van het werkt zelf? Wanneer zijn ingrepen van zuiver technische of kunnen ze toch als een uitvoering van een werk (bijv. programmeren van een drumcomputer) of zelfs creatie worden bestempeld? Zo vereist PlayRight sinds enkele jaren, om verwarring tussen (niet-beschermde) technische handelingen en (beschermde) uitvoeringen duidelijk te maken, dat producers aangeven welk instrument ze inspelen, willen ze in aanmerking komen voor rechten als uitvoerder. Bij het opstellen van aangiftes als uitvoerder of als auteur, kan natuurlijk niet gecontroleerd worden in welke mate deze aan de realiteit beantwoorden of deze onder druk zo werden ingevuld. In principe kan het niet waarheidsgetrouw invullen van een juridisch relevant document – zoals een aangifte – zelfs strafrechtelijk gesanctioneerd worden.
Conclusie
Indien producers of sessiemuzikanten een deel van het auteurschap op je werk opeisen, denk dan goed na of dit wel gerechtvaardigd is. Het auteurschap is meer dan een handtekening op een aangifte; het is van groot moreel belang (‘recht op vaderschap’) en heeft ook patrimoniale gevolgen. Het auteursrecht mag niet zomaar als betaalmiddel afgedwongen worden door contribuanten die in werkelijkheid geen tekstuele of compositorische bijdrage aan het werk hebben geleverd.